Ritme

Noten van verschillende hoogtes vormen samen een ritme. Het ritme van een muziekstuk hangt sterk samen met de maatsoort en de afwisseling sterke en wat zwakkere maatdelen.

Een maatsoort is het aantal tellen per maat. Meestal wordt een maat in 2, 3 of 4 tellen verdeeld.

Daarbij denk je bijvoorbeeld aan een ritme in je hart, of aan het tikken van een klok. Het ritme kan per maat verschillen, maar de onderliggende puls -de maatsoort- blijft altijd gelijk.

In de muziek wordt ritme genoteerd door noten met een verschillende hoogtes er anders uit te laten zien.

Om noten op te schijven die korter duren dan één seconde worden er vlaggetjes toegevoegd aan het stokje. Elk vlaggetje halveert de tijd hoelang de noot is (bijvoorbeeld een achtste noot wordt de zestiende noot).  Je kan door het ritme soms ook zien hoe oud een lied is.

Om een voorbeeld te noemen, componisten uit de twintigste eeuw hebben ritmisch gezien soms een best wel ingewikkeld ritme. Maar bij de iets nieuwere zangers of muzikanten, is het juist -vooral voor de jongeren- beter te volgen, omdat die liedjes een veel makkelijker ritme hebben.

Het ritme is dus de afwisseling van korte en lange noten, waardoor er op het gegeven moment een specifiek/uniek patroon ontstaat.