Dynamiek

Als harde en zachte klanken in de muziek elkaar afwisselen, noemen we dat ‘dynamiek’. Als klanksterktes erg wisselen, dan ontstaat er een soort tegenstelling in de muziek. Daardoor valt het beter op wat die melodie zo speciaal maakt. Als de klanksterkte van een melodie groter wordt, dan merk je dat de spanning toeneemt. Als er grote tegenstellingen zijn tussen harde en zachte klanken, dan is er een grote dynamiek.

Dynamiek wordt niet alleen bepaald door de afwisseling van harde en zachte klanken, maar ook hoe die hardheid en zachtheid toenemen of afnemen.

In een muziekstuk wordt de sterkte van de muzikale klanken ook beschreven in dynamiektekens of wordt het opgeschreven.

De dynamiek wordt over het algemeen als volgt beschreven:

  • p (pianissimo; dat is Italiaans voor ‘zacht’)
  • f (forte; dat is Italiaans voor ‘luid’)

Ook kan worden aangegeven of de dynamiek snel of langzaam toeneemt of afneemt.

“Crescendo” betekent: het langzaam sterker worden van de dynamiek.

“Decrescendo” betekent: het langzaam zwakker worden van de dynamiek.

Grote verschillen in dynamiek kan je bijvoorbeeld goed horen in de muziekstukken van Ludwig van Beethoven. Hij was een hele bekende componist uit de 18e eeuw. In zijn symfonieën (muziekstukken) werkte hij met hele sterke tegenstellingen tussen grote en krachtige stukken en kleine rustige stukken. In een van zijn pianomuziekstukken, worden bijvoorbeeld hele felle en hele ‘lieve’ pianostukjes steeds afgewisseld. De pianist past hier dus de klanksterkte steeds aan om de dynamiek groter te maken.