Kenmerken van muziek

Muziek heeft vaak een betekenis: ze kan je een verhaal vertellen of emoties bij je oproepen. Dit gebeurt door middel van de tekst of door de muziek zelf. Die klinkt bijvoorbeeld vrolijk, speels, spannend of treurig. Een componist (muziekschrijver) of muzikant bepaalt hoe de inhoud van de muziek gaat klinken. Hierbij gebruikt hij de volgende muzikale middelen.

Ritme: is een afwisseling van korte en lange tonen, waardoor een specifiek patroon bestaat in de tijd. Als een accent in de muziek niet op de tel valt, maar erna of ervoor, dan noemen we dat syncope. De muziekstijl Jazz heeft veel van die syncope.

Tempo: tempo is de snelheid waarmee muziek gespeeld wordt. Een hoog tempo zorgt voor energie en spanning maar juist een laag tempo zorgt vaak voor rust.

Toon: de klank van een toon noemen we ook wel ‘toonhoogte’. Door een combinatie van hoge en lage tonen, ontstaat er een melodie. Die kan bewegelijk zijn, of juist eentonig.

Dynamiek: een afwisseling van harde en zachte klanken noemen we dynamiek. Wanneer de klanken in een melodie sterker worden, ervaar je vaak ook meer spanning in de muziek.

Klankkleur: de klankkleur is een kenmerkende klank waaraan een instrument kan worden herkend.  Ook wordt dat woord gebruikt voor de klank die ontstaat uit een combinatie van instrumenten en zangstemmen. Alle muziek heeft dus een klankkleur.

Vorm: Bij het schrijven van muziek gebruikt een muzikant of componist alle middelen die hiervoor genoemd zijn. Daarbij hebben composities heel vaak een vaste structuur en vorm.

Straks ga ik over deze dingen uitgebreider vertellen.